Additions. 575
t> dat d'eene zijde vanden Drie-hoeck was tôt d'ander, ghelijck een tôt de » waerde van x uyt dese verghelijckinghe 4900 * 6 4- 4899 x s ghelijck » 2354 x A 4- i6858 x 2 -\- 9458 xx 4- 429 x — 4900. Waer uyt de reste » openbaer is. »
2 Wis-Konstigh ende Reden-Maetigh, etc., p. 57-58, Stampioen raconte comment il avait déjà écrit son Algebra ofte Niewve Stel-regel en 1634, et comment il proposa alors des questions comme celle d'un triangle, etc. :
« Welcken Drie-Hoec ick doe-tertijt door inductie van den Rector D. » Beecman aider eerst ghesonden hebbe aen seecker Mathématicien, die » my daer op tôt solutie ghegheven heeft, niet meer als een Verghelij- » ckingh, welcke Verghelijckingh ick naer den Mathématicien sijn seg- » ghen, niet bevondt met de waerheyt over-een te comen. Want de solutie » was dese :
le trouue que la proportion qui eft entre le moindre cofté du Triangle ABC & le plus grand, eft comme Fvnité a l'vne des deux racines qui peuuent eftre tirées de ceteaequation.
4900 x 6 aequat — 4899 x 5 -f- 2^ 54 x 4 -f- 16858 x 3 -f 9458 x x + 429 x — 4900.
« Daer nae so bevonde ick dat de selfde Verghelijckings waerden niet » en waren tôt de eenheyt ghelijck BC tôt CA. Maer ghelijck de twee » Recht-Hoeck-sijden AB en BC tôt malcanderen. »
Et Stampioen termine p. 58 :
« Ende indien Waessenaer, ofte beter zijn Meester meerder daer van » begeert, mijn Knecht Ondersoeck sal hem eens een beter Verre-kijcker » sonder circkeltjes daer toe weten te drayen : also datmen in een uyr » meerder sal kennen te weghe brenghen, als met desyne in twe ganssche » jaren gedaen is. »
« Maer niettemin 't geen dese Mathématicien al over 6 jaren belooft te » doen, blijft nog on-vol-daen. »
3° Den On-wissen Wis-Konstenaer, etc., de Waessenaer, p. 6o-63, on trouve d'abord la même figure que dans le premier ouvrage Aenmerckin- gen, etc., avec les lignes pôintillées HO, H Q, H L et H S en plus, comme ci-après : puis le même énoncé de la question, avec cette fin plus pré- cise : « Men vraeght naer de zijden des Drie-hoecx » ; enfin l'analyse sui- vante :
Ontbindinghe.
« Vyt H het middelpunt des circkels K L trecke ick H O recht-hoeckich » op BL, ende H S verlenght in Q recht hoekich op RG, ende HL, de
�� �
